Op 4 mei ga ik ’s avonds altijd even in de kelder zitten. Half uurtje. Stukje solidariteit. Stukje ontbering. Zonder smartphone. Hadden ze toen ook niet. Op een stoel zonder kussentje. Stukje sfeerbeleving. Stukje plaatsvervangende schaamte. Natuurlijk niet helemaal hetzelfde als toen. Onvergelijkbaar. Dat weet ik. Wil ik ook helemaal niet. Moet je ook helemaal niet willen. Maar neem het nou maar van mij aan. Dat herdenken. In mijn kelder. Dat komt vanuit een goed hart. Mijn hart.
En dan zit ik daar. In die kelder. Bij kaarslicht. Zodat ik er helemaal bij kan zijn. Met mijn gedachten. Bij de slachtoffers. Want daar doe je het allemaal voor. Voor de slachtoffers. Die je niet wilt vergeten. Dat halve uurtje. Hele kleine moeite. Dus vandaar. Dat herdenken. Van de slachtoffers.
Eerst natuurlijk de slachtoffers die het niet overleefd hebben. Die staan bij mij bovenaan. Altijd. Daar vind ik het nu eenmaal het ergste voor. Nog steeds. Ik maak dan geen enkel verschil tussen de slachtoffers van helemaal in het begin of de slachtoffers van helemaal op het eind. Net zo erg. Vervolgens herdenk ik de slachtoffers die het weliswaar overleefd hebben maar dan wel echt helemaal op het nippertje. Daarna moet ik even de beentjes strekken. Fris neusje halen. Opladen.
Vervolgens is het tijd voor een rondje Van Alles Wat. De naoorlogse verzetsmensen. Zowel die uit overtuiging als die van per ongeluk. Soldaten die overal net even te laat kwamen. Ook de niet zo heel erg goeie. Die van Keep them Rollin’. Daarna de politici. Eerst de politici die ergens de hoogste prijs voor hebben betaald. Allebei. Daarna de politici die het goeie voorbeeld gaven en vooral zichzelf hebben weten te redden. Alle anderen. En zeker herdenk ik dan ook de hardwerkende Nederlanders die zich jarenlang helemaal uit de naad hebben moeten buffelen terwijl de rest zoals altijd weer lekker makkelijk in de kelder op de bevrijding zat te wachten. De mannen en vrouwen die het land draaiende hielden. De klaar-overs. De bloemisten. De begrafenisondernemers.
Dan natuurlijk de steeds groter groeiende groep van chronisch verongelijkten die hun hele leven lang werkelijk nergens onder te lijden hebben gehad en daar zo zwaar gefrustreerd over zijn geraakt dat ze bereid zijn daar zo maar iemand anders vol voor op de bek te slaan. De aan cocaïne verslaafde volkszangers. De met acne worstelende varkensboeren. Tweede Kamerleden die praten met Russische tong. De overtuigde katholieken. Ons in Engeland residerende Koningshuis. Ajacieden. Ambtenaren. De bezoekers van de musical Soldaat van Oranje die vinden dat ze daardoor ook in het verzet hebben gezeten. Het halve land. Zeg maar. Waar je echt geen ene kloten aan hebt. Maar doordat hun stompzinnigheid altijd kan rekenen op een grote democratische meerderheid zullen ze iedere herdenking tot in het absurde domineren. Dus neem ik die ook nog even mee. In mijn gedachten. Die van achter de ellebogen. Dat calculerende gespuis. Die moedwillig kwaadwilligen. Die vooral.
Opdat wij niet vergeten. Helemaal niemand.