Een paar dagen geleden had ik een interview met een journalist van de Oor. En nee, dat is geen blad voor de geneeskunde, die schrijven daar over muziek. De Oor was ooit een begrip. Had je als bandje een paar pagina’s in de Oor, dan was je kostje gekocht. Dan verkocht je zomaar iedere week een paar cd’s. Plus natuurlijk de nodige optredens en meisjes voor na afloop van die optredens. Want zoals wijlen Wilhelm Tell het altijd zo mooi kon vertellen: “De boog kan niet altijd gespannen zijn!” En dat is ook zo. Toen kwam het digitale tijdperk de muziek en zijn schrijvende pers binnen denderen en was het gedaan met de pret. Niet voor de consumenten. Die voeren er wel bij. Muziek is voor de meeste mensen iets waar je alleen nog maar voor betaald als je dan toch per sé een levende muzikant wil hebben die iets van Rubberen Robbie zingt op de begravenis van je schoonmoeder. Voor de rest is het iets wat je op het internet uit de muur trekt. Zo kreeg ik ooit een mailtje van een fan die de laatste plaat van mij had gedownload. Of ik misschien voor hem het hoesje zou willen inscannen en opsturen? Want ja, hij zou er zelf ook wel wat van kunnen maken, maar had toch het liefst het origineel. En jazeker, dat heb ik toen gedaan. Nog geen bedankje gehad. En dat begint me zo onderhand flink te begroten. We hebben hier een samenleving uit de grond gestampt waar managers, adviseurs, interim-deskundigen en andere haaien ieder jaar naar huis gaan met een belachelijk salaris waar de gemiddelde burger meer dan terecht schijtziek van is. Dat ben ik ook. Maar vanwaar toch die reflex onder diezelfde gemiddelde burgers om dan maar te denken dat we al die kloothommels in de wereld terug gaan pakken door alles wat ook maar enigszins riekt naar kunst gratis en voor helemaal niks van het internet af te trekken? Ik kan u vertellen dat de muzikanten u terug gaan pesten. Voor iedere illegale download, ieder afgespeeld nummer op Spotify en ieder gekocht liedje op dat belachelijke iTunes gaan wij bij de slager en de bakker en de groenteboer in de rij staan. Hier een malse biefstuk, daar een halfje volkoren en dan ook nog een schitterend veldje met prei. Dat stoppen we in onze tas en wandelen vervolgens zonder te betalen de winkel uit. Om meteen weer om te draaien. Want we zijn de zegeltjes vergeten.