Gideon van Meijeren is een populistische pisvlek. Gefermenteerd urinezuur. Een lispelende schimmelinfectie. Een onbesneden zwam. Een lekkende eikel. Een absolute schande voor het ware fascisme. Slaapt nog altijd in een Adolf Hitler-pyjama. Heeft ook precies zo’n snorretje. Maar dan in de schaamstreek. Hij is een lamenterende drol. Een pratende wrat. Een dwergnazi. Een uit zijn darmkanaal stinkende lafbek. Een blanke.
Gideon van Meijeren is een contradictionaire alleenstaande lul. Een urine-infectie. Uitermate ongelukkig opgedroogd zaad waar ook nog eens een luchtje aan zit. Een absolute schande voor zijn ras. Een pratend petrischaaltje. Kabouter Kwak. Een met zijn seksualiteit worstelende dwerghamster. Het spleetje tussen de tanden van een Russische heroïnehoer.
Een blanke.
Gideon van Meijeren is niet selectieve systemische totaalherbicide met een rugzakje. Een enzym met een blokkade. Een biologische formvout. Een stotterend scrotum. Een absolute schande voor de Achterhoek. Een heel boos meisje in een onvolgroeid jongenslijfje. Een reserveduitser voor als het weer eens zo ver is. Onderhuidse acne. Oraal zwerfvuil. Een spuitzak. De lijm tussen de aan elkaar geplakte bladzijdes van een hele speciale Playboy vol Eva Braun. Een blanke.
Gideon van Meijeren is een Nederlander. Een Witte Aap. Een Bruinhemd met een Spaans Kraagje. Een Rattenvanger. Een politieke bootvluchteling die hulpeloos rond dobbert op zijn zelf gegraven Anton Mussertkanaal. Een onderkruiper. Een jurist. Een volksverlakker. Een absolute schande voor wat dan ook. Een aansteker. Een leeg bekertje. Een zichzelf pijpende ingegroeideteennagelfetisjist. De tanden tussen het spleetje van een Russische heroïnehoer. Een blanke.
Gideon van Meijeren is het antwoord op helemaal niks. Een leegstaand hoofd. Een kapotte fietshelm. Zelfsmerend smegma. Een huidaandoening. Een debatterende schaafwond. Een absolute schande voor de soort. Een op afstand opererende deurwaarder met het incasseringsvermogen van een Russische huurling in een 40 tot 45 centimeter diepe loopgraaf. Een zich achter ingenieus geconstrueerde taal verschuilende laurierdroplul. Een volkomen overbodige overbodigheid. De met glinsterende korreltjes opgeleukte reetveter in het minuscule broekje van een koorddansende reetkever. Een blanke.
Gideon van Meijeren is een bang jongetje. Een van elk schoolplein weggepest kutkind dat in de carnavalskledij van de boze witte man speculeert op de angst van al die andere bange jongetjes en daar een leuk inkomen aan over weet te houden want het blijft natuurlijk wel een Nederlander. Het is niks dan vleesgeworden neo puberale rancuneuze vrouwen hatende eenzaamheid verstopt achter een lachwekkende erectie.
Een lintjes-inleverende man zonder geschiedenis. Een absolute schande voor alle anderen. Een blanke.
Gideon van Meijeren is uitwas. De anti-mens. Met zijn anti-taal. En zijn anti-reclame voor orgaandonaties. Voor openbaar onderwijs. Voor goeie voeding. Een absolute schande voor alle andere absolute schandes. Een draaideurinfantiel. Met zijn theatrale verongelijktheid. Zijn gespeelde liefde voor het volk. De misselijkmakende mennerij van zijn publiek. Het is allemaal voor de bühne. Een absolute schande voor alle andere theatermakers. En vooral. Dat verschrikkelijke kleine. Dat misdadige bekrompene. Dat treurige wereldbeeld als een blinde muur. Dat voortdurende naar beneden trappen. Als een laatste stuiptrekking van een schuimbekkende druiloor. Een blanke.
En dat mag ook weleens gezegd worden.