Omdat ook Meneertje Manuel het hart op de goeie plek heeft zitten maar met dat hart niet allerlei hulpverleners in de weg wil lopen volgt nu het gedicht ‘Ramp op Ramp op Ramp’. In het gedicht ‘Ramp op Ramp op Ramp’ probeer ik nu al in woorden te vatten wat toekomstige ellende hopelijk voor mij zal gaan betekenen. U mag dit gedicht straks delen op Facebook, Instagram, Twitter of staandebeens voorlezen bij crematies. U hoeft daarbij niet te vermelden dat ik de schrijver ben. Alsjeblieft niet zeg. Komt ie.
‘Ramp op Ramp op Ramp’. Veel plezier!
‘Jammer. Alvast. Voor de beelden. De beelden die echt binnen gaan komen. In mijn huiskamer. In mijn hoofd. In mijn huiskamerhoofd. Al die dooien. Al die gewonden. Al die nabestaanden. Die nog geen nabestaanden zijn. Die nog nabestaanden moeten worden. Ze weten nog van niks. Het is nog niet gebeurt. Maar het zal gebeuren. Want het moet gebeuren. Dus bij deze. Jammer. Alvast. Jammer.
Jammer. Alvast. Voor de verhalen. De verschrikkelijke verhalen. Die we lezen. Die we moeten lezen. Die we moeten blijven lezen. Die we helemaal niet willen lezen. Eigenlijk. Want ja. Ze gaan je wel onder de huid zitten. Al die verhalen. En daar beginnen ze te jeuken. Je gaat je zelf ook slachtoffer voelen. Niet zo’n heel groot slachtoffer. Een kleintje. Een beetje. Een piepklein slachtoffertje. En dat is dus nergens voor nodig. Wij zijn ja nooit het slachtoffer. Niet echt. We leven mee. Vanuit onze huiskamerhoofden. We zijn altijd de toeschouwers. En dat is jammer. Alvast. Jammer.
Jammer. Alvast. Voor het herhalen. Het herhalen. Van de jammer. Van de alvast. Van de Ramp op Ramp op Ramp. En de voorspelbaarheid. Vooral dat. Jammer. Voor de spelbaarheid. En ook jammer voor de diertjes. De hondjes. De poezen. De goudvissen. De hamsters. En dat nieuwe behang. De parketvloer. Jammer van die parketvloer. Lag er nog maar net in. Kan ik weer opnieuw beginnen. Nou ja. Ik niet. Ik ben alleen maar toeschouwer. Maar toch. Je voelt het verdriet. Dat immense verdriet. Bij die parketvloer. Die opnieuw moet worden gelegd. Zo jammer.
Jammer. Alvast. Voor de corruptie. Voor de plunderingen. Voor al die bodemloze bouwputten. Voor de vriendjespolitiek. Voor de armoede. Voor de tweedeling. Voor het afschuiven. Voor het wegduiken. Voor het weigeren van iedere verantwoordelijkheid. Jammer. Alvast. Voor de vluchtelingen. Die onze kant op komen. Die noodgedwongen onze kant op zullen komen. Die alleen nog maar onze kant op kunnen komen. Die daarom zullen blijven komen. Omdat het niet anders kan. Jammer. Voor ons. Jammer.
Jammer. Alvast. Van de woorden. Die we niet kunnen vinden. Jammer ook. Van de woorden. Die we wel kunnen vinden. Maar die niet voldoende zullen zijn. Die niet in staat zullen zijn. Om het onbeschrijfelijke te beschrijven. En dat we het dan toch proberen. Omdat we nu eenmaal zo zijn. Het is niet anders. We willen niet anders. Jammer. En sorry. Ook dat. Alvast.